Logo Recip-e

Thuisverpleegkundige Martine Braem over digitale verwijsvoorschriften: meer tijd voor zorg

Op de uitrol op het terrein is het nog even wachten, maar achter de schermen wordt er hard gewerkt aan de digitalisering van de zogenaamde verwijsvoorschriften, een verzamelnaam voor de voorschriften die voorschrijvers opmaken om patiënten door te verwijzen naar een arts-specialist, labo of medische beeldvorming, of zorgverstrekker in de eerste lijn, zoals een thuisverpleegkundige, kinesitherapeut, diëtist of logopedist. De digitalisering van die voorschriften wordt stapsgewijs uitgerold voor de verschillende betrokken zorgberoepen. De voorschriften voor verpleegkundige zorgen komen als eerste aan de beurt. Recip-e had een gesprek met thuisverpleegkundige Martine Braem die lid is van de multidisciplinaire werkgroep, die opgericht werd door het RIZIV en Recip-e en die dit thuisverpleegkundig verwijstraject uitstippelt.

Martine Braem volgde haar verplegingsopleiding in Brussel – in het Frans – en doorliep een goedgevulde en gevarieerde carrière. Momenteel werkt ze als regionaal manager voor Mederi, een dienst voor en van zelfstandige thuisverpleegkundigen. Het beheer van haar groepspraktijk liet ze een tijdje geleden over aan haar jongere collega’s, maar ze gaat zelf nog maandelijks mee op ronde. Mevrouw Braem is lid van het bestuursorgaan van Recip-e waar ze Mederi vertegenwoordigt.

‘Ik ben al enkele jaren betrokken bij de projecten van Recip-e’, vertelt Mevrouw Braem. ‘Zo werkte ik mee aan de dematerialisatie van de elektronische farmaceutische voorschriften, al was mijn rol daar eerder beperkt. Het was wel de ideale voorbereiding voor dit traject rond de verwijsvoorschriften.’

Hoe zal het digitaal thuisverpleegkundig verwijsvoorschrift werken?

In de praktijk komt de digitalisering hier op neer: de voorschrijver maakt digitaal een gestandaardiseerd verpleegkundig voorschrift aan. Dit voorschrift wordt gelinkt aan het rijksregisternummer van de patiënt, zoals dit nu gebeurt bij de farmaceutische voorschriften. De voorschrijver kan het voorschrift meteen toewijzen aan een specifieke thuisverpleegkundige, bijvoorbeeld in situaties waar een bepaalde expertise nodig is zoals diabeteseducatie. Patiënten hebben echter steeds de volledige keuzevrijheid om een thuisverpleegkundige aan te duiden of te wijzigen. Via een app of website kunnen patiënten hun openstaande voorschriften raadplegen. Elk voorschrift krijgt een uniek referentienummer en thuisverpleegkundigen kunnen aan de hand van dit nummer het voorschrift ophalen van de server. Daarnaast zal elke actor (voorschrijver, zorgverstrekker en patiënt) op elk moment de zorg en het voorschrift digitaal kunnen opvolgen.

Meer tijd voor zorg

Binnen de thuisverpleegkunde werkt men met verschillende soorten voorschriften die allemaal worden gedigitaliseerd. ‘De voorschriften volgen de logica van de nomenclatuur van het RIZIV’, verduidelijkt Mevrouw Braem. ‘Het gebeurt nu soms dat handgeschreven voorschriften niet volledig zijn of niet duidelijk worden ingevuld. We nemen dan contact op met de voorschrijver, maar dit kost tijd en energie. Met de digitalisering valt dat aspect weg. Er is minder kans op fouten en we kunnen ons meer concentreren op de zorg voor onze patiënten.’ De thuisverpleegkundige zal de mogelijkheid hebben om zorgvoorstellen (verlenging of nieuwe zorg) naar de arts te sturen. Daarnaast wordt bekeken hoe de nieuwe nomenclatuur van de wondzorg digitaal kan worden geïmplementeerd. In elk geval zal de voorschrijver ook nog steeds zelf wondzorg kunnen voorschrijven.  

Een bijkomende doelstelling van de digitalisering is een vermindering van de administratieve last, en daardoor komt er meer tijd vrij voor de patiënt. Daar plaatst Mevrouw Braem echter een kanttekening bij: ‘Het zal sterk afhankelijk zijn van de manier waarop men werkt. In grote organisaties zijn er medewerkers die de dossiers en voorschriften opvolgen. In groepspraktijken en bij mensen die alleen werken is dit veelal niet het geval, zij zullen dit elk op hun eigen manier doen. Doordat er verschillende softwareprogramma’s zijn, is er vandaag niet één uniforme werkwijze.’

Die softwareprogramma’s worden ontwikkeld op basis van zogenaamde ‘cookbooks’. De werkgroep is op dit moment bezig die draaiboeken te finaliseren. Vanaf april zijn ze beschikbaar voor de softwarehuizen, de eigenlijke ontwikkeling neemt wellicht nog een jaar in beslag. ‘Binnen onze sector zijn er heel wat verschillende softwareaanbieders, en de grotere organisaties binnen de thuisverpleegkunde hebben vaak hun eigen software’, vertelt Mevrouw Braem ‘Die verscheidenheid is zeker een aandachtspunt, want dit zou het hele traject meer complex kunnen maken. Vooral omdat er verschillende snelheden zijn waaraan softwarehuizen hun producten ontwikkelen.’

Verder bouwen op de ervaring met de dematerialisatie van de farmaceutische voorschriften

Binnen de werkgroep stelt men voorop dat de patiënt het referentienummer van het verwijsvoorschrift opgeeft wanneer die een thuisverpleegkundige contacteert. Aan de hand van dat nummer en als de nodige voorwaarden voldaan zijn, kan de verpleegkundige opzoeken welke zorg toegediend moet worden. Mevrouw Braem benadrukt graag de omkadering voor patiënten die niet digitaal vaardig zijn: ‘De arts kan het voorschrift of referentienummer afdrukken voor wie dat wil, al begrijp ik dat dat voorbijgaat aan het doel van de digitalisering.’ In een alternatief scenario haalt de thuisverpleegkundige inderdaad het voorschrift rechtstreeks op van de server aan de hand van de elektronische identiteitskaart of het rijksregisternummer van de patiënt, mits de basisvoorwaarden voldaan zijn. Zo kan de thuisverpleegkundige op voorhand de juiste inschatting maken welke zorg er nodig is. De haalbaarheid van deze piste moet nog worden afgetoetst aan de GDPR-wetgeving.

‘De impact voor patiënten zal in dit traject minder groot zijn in vergelijking met de dematerialisatie van de farmaceutische voorschriften’, schat Mevrouw Braem in. ‘Het gaat over een dienst, over zorg, niets materieel.  Dit zal ervoor zorgen dat deze evolutie sneller geïmplementeerd raakt.’ Volgens haar is de communicatie naar de zorgverleners in dit traject minstens even belangrijk, zo niet belangrijker. ‘Samen met Recip-e, de diensten thuisverpleging en de verschillende kartels zetten we in op de nodige communicatie en opleiding van de collega’s.’

Gegevensdeling als tool voor samenwerking

‘Op dit moment werken we als thuisverpleegkundigen solo slim: ons verpleegkundig dossier is niet gekoppeld aan een gedeeld patiëntendossier. Ideaal gezien zijn de softwareprogramma’s van de zorgverleners gelinkt, zoals een centrale autostrade waarop je kan aansluiten vanuit verschillende richtingen. In de toekomst hoop ik dan ook dat men werk maakt van gegevensdeling tussen zorgberoepen. Op die manier wordt multidisciplinaire samenwerking echt een realiteit’, aldus Mevrouw Braem.

Binnen de werkgroep thuisverpleegkunde werd inderdaad besproken dat  – volgens de e-Health toegangsmatrix – verpleegkundigen elkaars voorschriften zullen zien. Daarnaast zullen artsen ook de verwijsvoorschriften én de zorg kunnen opvolgen. Dit alles met respect voor de privacy wensen van de patiënt.

Andere artikels