Dr. Siegfried Van Eygen is huisarts en heeft naar eigen zeggen ‘een grote interesse in alles wat te maken heeft met computers en digitale toepassingen’. Vanuit die interesse is hij dan ook al enkele jaren lid van het bestuursorgaan van Recip-e. In het traject van de digitale verwijsvoorschriften zijn huisartsen betrokken in verschillende werkgroepen. ‘Ik spreek zelf niet graag van digitale verwijsvoorschriften, maar eerder van digitale communicatie’, benadrukt hij. ‘Het is geen eenrichtingsverkeer, feedback moet mogelijk zijn in twee richtingen.’ Recip-e had met Dr. Van Eygen een gesprek over hoe digitalisering er in de toekomst zal uit zien.
De huisarts als klinische filter
Om het traject van de digitale verwijsvoorschriften vorm te geven, zetten Recip-e en het RIZIV verschillende werkgroepen op. Die leggen de modaliteiten voor elke beroepsgroep vast, waarna de softwarehuizen ze vertalen naar een bruikbare toepassing. De werkgroepen zijn multidisciplinair samengesteld. Zo zijn in de werkgroep voor de thuisverpleegkundige voorschriften – die in het traject als eerste aan bod komen – zowel artsen als thuisverpleegkundigen vertegenwoordigd. ‘Niet geheel onlogisch’, vindt Dr. Siegfried Van Eygen. ‘Huisartsen zijn vaak het startpunt in het proces van het voorschrijven en doorverwijzen.’ Ook patiënten worden op regelmatige basis betrokken bij de werkgroepen via de patiëntenorganisaties.
Huisartsen vervullen een belangrijke filterfunctie, vindt Dr. Van Eygen. Hij verwijst daarbij naar een praktijk die sinds de invoering van de gedematerialiseerde farmaceutische voorschriften meer en meer voorkomt. ‘Het gebeurt dat patiënten bij een telefonische raadpleging vragen om voorschriften voor hun chronische medicatie op hun identiteitskaart te zetten. Dat is mogelijk, want je kan voor chronische medicatie immers vertrouwen op je patiëntendossier. Maar wanneer een patiënt met schouderpijn me zou vragen voor een doorverwijzing naar de specialist zonder langs te komen in de praktijk, is dit moeilijk. Een klinisch onderzoek kan immers beslissend zijn om een patiënt al of niet te verwijzen. We moeten er alert voor zijn dat we deze filterfunctie niet verliezen, anders zou de tweede lijn overspoeld raken.’
Meer dan het ‘digitaal maken van papier’
De digitalisering van de verwijsvoorschriften is voor de huisarts een logische volgende stap. ‘De voorbije jaren werden verschillende documenten in de huisartsenpraktijk al gedigitaliseerd. Zo waren er de farmaceutische voorschriften en de getuigschriften voor verstrekte hulp. Ook het digitaal attest voor arbeidsongeschiktheid komt eraan.’
Op dit moment verloopt de opmaak van verwijsvoorschriften al meer gedigitaliseerd dan enkele jaren geleden, maar nog niet volledig digitaal. De informatie over de patiënt, zoals de voorgeschiedenis en medicatie, komt automatisch uit het elektronisch medisch dossier. Op basis daarvan wordt het voorschrift digitaal opgemaakt. De huisarts drukt het voorschrift af en ondertekent het. Een papieren eindversie dus, en niet noodzakelijk overal het gebruik van eenzelfde generieke voorschrijftemplate.
Digitalisering moet volgens Dr. Van Eygen meer zijn dan het louter ‘digitaal maken van papier’. Het moet bijdragen aan een betere diagnosestelling en een betere opvolging van patiënten. ‘Digitalisering moet meer doen dan enkel de administratie verlichten. We verwachten ook dat het de flow tussen de zorgverlener en de patiënt verbetert, en dat het de zorg kwalitatiever maakt. Denk bijvoorbeeld aan een systeem dat waarschuwt voor mogelijke problemen wanneer we een voorschrift opmaken.’
Interactieve zorgbehandeling en standaardiseren van terminologie
Dr. Van Eygen hoopt dat de digitale verwijsvoorschriften ook de communicatie tussen zorgverstrekkers zullen verbeteren. ‘Als huisartsen verwachten we een bepaalde wederkerigheid, waarbij we niet alleen informatie versturen maar ook feedback kunnen ontvangen.’ Hij spreekt dan ook liever van een digitaal communicatiemiddel in plaats van een digitaal verwijsvoorschrift. ‘Het gaat immers meer om onderling communiceren dan puur verwijzen.’
In die onderlinge communicatie is het gebruik van dezelfde taal tussen zorgverleners volgens Dr. Van Eygen nog een heikel punt. ‘Op dit moment gebruiken de toepassingen van de verschillende zorgverleners nog een verschillende ‘informaticataal’. Een bovenste luchtweginfectie zou in het dossier van elke zorgverlener op dezelfde manier gecodeerd moeten zijn. Ook bijvoorbeeld de wondverzorging voor een teen moet gestandaardiseerd zijn.’ Volgens hem komt de echte meerwaarde van de digitalisering niet tot uiting zolang die standaardtaal er niet is.
Verdere evolutie van de systemen en dossiers
Op het vlak van diagnosestelling verwacht de huisarts veel van AI (artificiële intelligentie, n.v.d.r.), al beseft hij dat dit op dit moment nog toekomstmuziek is. ‘We moeten nu werken met wat er al is: een degelijk eHealth-systeem dat zeker voldoet aan de huidige manier van werken. Het is een centrale snelweg met verschillende afritten, eentje voor elke zorgverlener.’
De discussie over hoe we onze eHealth-diensten in de toekomt moeten opzetten is voor hem nog niet geheel duidelijk. ‘Zou het niet beter en makkelijker zijn als iedereen dezelfde toepassing gebruikt? Hetzelfde dossier, dezelfde taal, … Eén geïntegreerd dossier.’ Langs de andere kant ziet hij ook de kwetsbaarheid in van één systeem, denk maar aan technische problemen of een hacking. ‘Ook heb je als gebruiker minder impact, want er is geen concurrentie.’
Versneld verder bouwen mét de patiënt dankzij de dematerialisatie van de farmaceutische voorschriften
De impact van de digitale verwijsvoorschriften zal voor patiënten eerder beperkt zijn, denkt Dr. Van Eygen. ‘We hebben gezien dat patiënten de dematerialisatie van de farmaceutische voorschriften gigantisch snel oppikten. Er zijn weinig praktische problemen, het systeem ligt niet vaak stil, … En er is nog altijd een analoge back-up voor wanneer het nodig is.’
‘Voor mij zal de implementatie geslaagd zijn als we het geen digitaal verwijsvoorschrift meer noemen. Dat betekent dat het helemaal is ingeburgerd’.