Logo Recip-e

De digitale evolutie in de medische beeldvorming – interview met huisarts Dr. Pieter Deprez over de digitalisering van de verwijsvoorschriften

In dit interview met Recip-e deelt Dr. Pieter Deprez, huisarts en sportarts, zijn visie op de digitalisering van de verwijsvoorschriften in de medische beeldvorming. Hij benadrukt de voordelen voor zowel huisartsen als patiënten en pleit voor een integratie van digitale beslissingsondersteuning. “Ik verwacht dat de digitale verwijsvoorschriften leesbaarder en vollediger zullen zijn, met minder kans op fouten.”

Dr. Pieter Deprez begon als solo huisarts in het centrum van Neerpelt, hij studeerde verder voor sportarts en breidde later uit naar een groepspraktijk. Ondertussen is de uitbreiding verder gezet naar een netwerkpraktijk op 4 verschillende locaties. Hij is lid van de werkgroep verwijsvoorschriften medische beeldvorming – opgericht door het RIZIV en Recip-e – als vertegenwoordiger van het artsensyndicaat BVAS. De werkgroep heeft als doel te adviseren vanuit de praktijk en is multidisciplinair samengesteld. Ze bestaat uit radiologen, vertegenwoordigers van de ziekenfondsen, medewerkers van de FOD Volksgezondheid, … “Ik was zelf eerst de enige huisarts in de werkgroep. Na een aantal sessies kwam er gelukkig een collega bij”, vertelt Dr. Pieter Deprez. Hij benadrukt hierbij het belang van de aanwezigheid van huisartsen bij de werkgroep. “Als huisarts hebben we zeker een toegevoegde waarde in zo’n werkgroep, want wij zijn toch degenen die het verwijsvoorschrift opmaken.”

Dr. Deprez erkent echter dat het niet evident is om je als huisarts vrij te maken om deel te nemen aan werkgroepen. “Ik heb mijn eigen visie en ervaringen, andere collega’s hebben mogelijk een andere inbreng. Het moet dan ook de ambitie zijn om zoveel mogelijk verschillende huisartsen te bereiken, bijvoorbeeld via de kringen.”

De evolutie van de bijlage 82

Als huis- en sportarts komt Dr. Deprez vaak in contact met medische beeldvorming. Een doorverwijzing naar medische beeldvorming start bij het klinisch onderzoek en de anamnese. Huisartsen bepalen daar of er beeldvorming nodig is. Ze maken digitaal een verwijsvoorschrift op en nemen hierbij ook informatie vanuit het medisch dossier op. Vervolgens drukken ze het voorschrift af en geven het mee met de patiënt.

Enkele jaren geleden werd het verwijsvoorschrift omgevormd naar een ‘bijlage 82’, als een voorgedrukt sjabloon op papier. Daarna werd het sjabloon toegevoegd in het medisch dossier, waarbij het wordt afgedrukt. Op termijn zal dit sjabloon dus worden gedigitaliseerd en dienen als verwijsvoorschrift.

Het sjabloon bevat verschillende velden die verplicht zijn in te vullen. Dr. Deprez verduidelijkt: “Het gaat om de vraagstelling, klinische inlichtingen, het onderzoek dat moet worden uitgevoerd, … Ook is er ruimte voor randinformatie, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een pacemaker, of er metaal aanwezig is in het lichaam van de patiënt, de nierfunctie of bepaalde allergieën. Dit is belangrijke informatie voor de radioloog.” In een ideale situatie wordt voor Dr. Deprez alle randinformatie vanzelf vanuit het medisch dossier aangevuld in het digitale verwijsvoorschrift.

De radioloog voert vervolgens het onderzoek uit en de resultaten komen via digitale weg bij de patiënt en de huisarts terecht. “Als arts mag de radioloog het gevraagde onderzoek substitueren. Zelf heb ik de ervaring dat dit eerder sporadisch gebeurt. Zo’n substitutie gebeurt meestal in overleg.”

Voordelen voor patiënt en radioloog

De digitalisering van het verwijsvoorschrift brengt zowel voor de radioloog als de patiënt heel wat voordelen met zich mee. Zo hebben patiënten hun digitaal voorschrift steeds ter beschikking. “Nu gebeurt het soms dat patiënten op de dienst radiologie komen, maar hun voorschrift thuis zijn vergeten. Vaak wordt er dan telefonisch contact opgenomen met de huisarts die het onderzoek heeft aangevraagd. Wij moeten dan tijdens de consultatie de gegevens van de patiënt en het emailadres noteren om dan een duplicaat van de aanvraag door te sturen. Dit heeft als nadeel dat we worden gestoord tijdens een consultatie, er is ook een grote kans dat het  emailadres fouten bevat waardoor de verwijsbrief niet aankomt… Dit geeft tijdverlies, die met de digitalisering toch verholpen wordt.” Daarnaast valt volgens Dr. Deprez te verwachten dat de voorschriften leesbaarder en vollediger zullen zijn, met minder kans op fouten.

“Met de digitale verwijsvoorschriften kunnen radiologen op voorhand al beschikken over de voorschriften. Ze kunnen vooraf inschatten hoe ze bepaalde zaken zullen aanpakken, waar er nog info ontbreekt, … Dit zal wellicht tijd besparen.”

Dr. Deprez denkt dat met de digitale voorschriften ook de dubbele onderzoeken zullen afnemen. “Sommige patiënten durven wel eens shoppen. De radiologen en de huisartsen zullen met de digitalisering een beter zicht krijgen op welke onderzoeken reeds uitgevoerd werden en nog in aanvraag zijn.”

Minder administratie voor de huisarts, meer duidelijkheid voor patiënt

Er mag volgens Dr. Deprez niet onderschat worden hoeveel vragen de patiënt aan de huisarts stelt tijdens een consultatie. “Het gaat dan over gezondheidsadvies, maar even goed over administratieve en praktische vragen. Digitalisering zou hierbij een verbetering kunnen bieden.” Vooral de informatie die bij elke patiënt wordt herhaald, bijvoorbeeld de uitleg over voorbereiding en verloop van het onderzoek zou volgens Dr. Deprez standaard in bijlage kunnen toegevoegd worden.

“Nu, met het papieren verwijsvoorschrift, is het zo dat we alle informatie moeten ingeven, het voorschrift afdrukken, en vaak voegen we nog extra informatie toe”, vertelt hij. “Het gaat dan om informatie over waar patiënten terecht kunnen voor hun scan, hoe ze een afspraak kunnen maken, … Die informatie moeten we telkens herhalen en dat is zeer tijdrovend.”

Wanneer huisartsen digitaal een verwijsvoorschrift kunnen opmaken, kunnen ze die praktische informatie automatisch laten vermelden. De patiënt kan die dan digitaal consulteren. “Als huisarts kan ik niet zeggen ‘trek uw plan’. Elke keer wanneer patiënten me praktische vragen stellen, antwoord ik daarop, noteer ik de desbetreffende telefoonnummers op het voorschrift, … Wanneer het voorschrift digitaal wordt aangemaakt, zou je als arts die extra informatie met een eenvoudige muisklik moeten kunnen toevoegen.”

Volgens Dr. Deprez bespaart deze manier van werken huisartsen tijd en werk, en krijgt de patiënt ook duidelijkere instructies. Hij legde zijn voorstel dan ook op tafel in de werkgroep, maar het kreeg naar eigen zeggen weinig bijval. “In de werkgroep was er in eerste instantie de reactie dat dit de keuzevrijheid van de patiënt in het gedrang brengt. Maar een patiënt vraagt nu eenmaal aan ons waar ze welk onderzoek kunnen laten doen. De huisartsen beantwoorden deze vraag sowieso onder elk consult. Als we dit in het digitaal voorschrift kunnen verwerken bespaart ons dit veel tijd en het is altijd een advies dat we meegeven, geen verplichting. Zo blijft de keuzevrijheid van de patiënt bewaard.”

Daarnaast was er in de werkgroep ook de vrees voor fraude. “Ik vind het alleszins niet juist dat het systeem aangepast moet worden aan enkelingen die fraude zouden kunnen plegen,” vult hij aan.

Voor de verwijsvoorschriften medische beeldvorming werd er – mede dankzij het pleidooi van Dr. Deprez – een uitzondering gemaakt. In tegenstelling tot bij de andere zorgberoepen die betrokken zijn bij de digitale verwijsvoorschriften, zal een arts kunnen verwijzen naar een organisatie voor medische beeldvorming. De huisarts weet immers welke toestellen zich waar bevinden en waar de patiënt dus terecht kan voor onderzoeken, met een minder lange wachttijd tot gevolg.

Meer wetenschappelijke ondersteuning voor de arts

De opportuniteiten van de digitalisering zijn voor Dr. Deprez vooral terug te vinden in de verbetering van de kwaliteit van zorg. “Als huisarts zou het goed zijn dat we gedigitaliseerde ondersteuning kunnen krijgen bij het voorschrijven. Wanneer we een klinisch onderzoek of anamnese uitvoeren kan het systeem aangeven welke beeldvorming aangewezen is. Huisartsen kunnen dan zelf beslissen hoe ze ermee omgaan: volgen ze het voorstel, of maken ze een andere keuze?” Huisartsen zijn volgens hem opgeleid om zelf de keuze te maken. Toch zou wetenschappelijke beslissingsondersteuning goed zijn voor zowel arts als patiënt: “Stel dat je een patiënt onderzoekt met een bepaald letsel aan de knie. Met de informatie uit het klinisch onderzoek en de anamnese genereert het systeem dan een voorstel voor de medische beeldvorming. In dit geval kan het dan gaan om een NMR in plaats van een echografie of RX, bijvoorbeeld.”

Hij legt hierbij ook de link met de stralingsbelasting, iets waar artsen steeds bewuster mee omgaan. “Er zijn richtlijnen die voorschrijven om geen foto’s meer te maken van de rug, tenzij in specifieke situaties. Wanneer je als huisarts toch beslist om een foto van de rug te maken, zou een pop-up in de artsensoftware de richtlijn nog eens in herinnering kunnen brengen. Uiteindelijk heeft de arts de vrije keuze, maar je wordt er wel nog eens op gewezen.”

Andere artikels